Fred Hassert: “Thuis werken kan prima, maar dit zijn de zaken die ik toch wel mis…”

Het is bijna onvoorstelbaar hoe groot het aanpassingsvermogen is dat wij mensen en onze organisaties hebben: zó snel zijn er we er aan gewend geraakt om digitaal vanuit huis te werken. Er heeft zich in korte tijd een kleine revolutie voltrokken die niet meer terug te draaien valt. Daarbij doel ik niet zo zeer op het gebruik van digitale middelen – want die hadden we al lang – maar op het doorbreken van oude patronen.

Tot voor kort zouden managers zich nog wel afvragen of mensen de verantwoordelijkheid aan zouden kunnen om thuis te werken. Maar nu we plotseling voor een groot deel zijn aangewezen op thuis werken gaat het uitstekend! We hebben allemaal de flexibiliteit en het adoptievermogen om één en ander mogelijk te maken. De processen binnen bijvoorbeeld een provincie of gemeente gaan gewoon door.

Ik denk dat als we ons van te voren de vraag zouden hebben gesteld: “Kunnen we met zijn allen thuis werken en gaat alles dan gewoon door?”, dat 99 van de 100 mensen gezegd zouden hebben: “Dat gaat niet!”. En toch zien we nu dat het wel kan.

Dat is, nu we zo’n vijf weken thuis werken, een mooie gedachte.

Heimwee
Maar ik moet eerlijk zeggen dat, hoe goed het allemaal ook is geregeld, en hoezeer het mij ook bevalt, ik toch heimwee begin te krijgen naar zaken in de fysieke wereld, die we vroeger allemaal zo doodgewoon vonden. Wat ik mis?

Nou, daar gaat ie dan: ik mis…

– om, als ik op kantoor werk, even bij iemand op de afdeling binnen te stappen. Of bij het koffieapparaat even twee minuten over niks te kletsen (gewoon even slap ouwehoeren).

– om op vrijdag aan het eind van de middag even het proeflokaal Mout aan het Zuiderdiep binnen te lopen, om daar samen met collega’s, vrienden of relaties de afgelopen week door te nemen. Tjonge: daar kan geen digitale vrijdagmiddagborrel tegenop. Ja, ik heb het weleens gedaan, zo’n digitale ‘vrimibo’, maar om één of andere reden vraag je daar nooit aan collega’s wat ze van het voetbal van gisteren vonden (in een kroeg praat je ook niet met 26 mensen tegelijk).

– om naar de kapper te gaan. Ook omdat mijn kapsel zo langzamerhand wel aan een beurt toe is. En ik kan wel even tegen wat langer haar, maar ook omdat het daar op een bepaalde manier gezellig is en het ook een soort van ritueel is waar je andere zaken bespreekt dan elders, mis ik de kapper.

– en ‘streaming’ luisteren naar muziek is technisch te doen, maar écht naar een concert gaan, dat is nooit te vervangen. Om over het jaarlijkse Whiskyfestival van Samenwerking Noord maar te zwijgen.

De vorige keer schreef ik al dat thuiswerken de winnaar is, als deze coronacrisis ten einde is. Veel technologie was al voorhanden voordat de crisis uitbrak, maar ‘corona’ heeft als een trigger gewerkt om die technologie te gaan gebruiken. We voeren nu digitale sollicitatiegesprekken.  En bijvoorbeeld alle opleidingen van de IT academie zijn nu ook digitaal te volgen, onderwijs dat opeens stappen heeft gemaakt terwijl we veel mogelijkheden vijf jaar geleden al hadden. We leren nu dat het efficiënter, en zeker ook duurzamer is, om thuis te vergaderen in plaats van naar bijvoorbeeld Utrecht te reizen voor een vergadering van een uur.

Technisch kon er dus al heel erg veel, maar de grote openbaring van de afgelopen weken is geweest dat we het ook blijken te kunnen en dóen als het echt nodig is. De coronacrisis heeft ook geleid tot een gólf aan creativiteit en inventiviteit. En er zijn ook bedrijven die garen spinnen bij deze crisis zoals bezorgbedrijf Dropper of Basicly en Mr. Chad, die het drukker hebben dan ooit.

Maar, om terug te keren naar het begin van dit stukje, hoe mooi we het dus allemaal ook hebben geregeld, je blijft de mensen en de sociale contacten toch wel missen.

Dus als ik nadenk over de tijd ná deze crisis, dan denk ik dat we waarschijnlijk naar een nieuw evenwicht zullen gaan, waarin we optimaal gebruik zullen maken van de techniek. Maar waarin we toch ook mensen zullen blijven ontmoeten. Een evenwichtige mix van technologie en fysieke wereld.